Homepage > Documents > Metropole Orkest Weblog 2008

Metropole Orkest blog: news, rehearsal and concert reviews (2008)

Metropole Orkest Weblog 2008

Op deze pagina staat de Metropole Orkest (MO) weblog met concertrecensies en reportages over evenementen van dit omroeporkest. Deze pagina is gemaakt voor de MetroFriends (Vrienden van het Metropole Orkest) en andere belangstellenden.

Vrijdag 5 december 2008: de Metropole Orkest strijkers met het Lisandro Adrover kwintet

Op pakjesavond verzorgden de NPS en STIFO een surprise in het Muziekgebouw aan 't IJ (Amsterdam): het Lisandro Adrover kwintet (bandoneon, piano, gitaar, viool, contrabas) met de MO strijkers, fluit en hobo. Op het programma een vijftiental stukken van klassieke en moderne tangomeesters (Gardel/Lepera, Pugliese, Maderna, Plaza, Laurenz/Maffia, Arolas, Villoldo, Piazolla, Adrover). Adrover arrangeerde de stukken en dirigeerde vanachter zijn bandoneon.

De uitvoering was rijk aan tempowisselingen en rubatospel en afwisseling tussen tutti en solo (solisten uit het orkest, maar uiteraard ook de leden van het kwintet, zoals de combinatie van viool en piano, of de start na de pauze met alleen de bandoneon). Variatierijke frasering. Dynamische contrasten, soms geleidelijke (de)crescendi, maar ook als barokke trappendynamiek. Harmonisch was het redelijk traditioneel (de consonante parallellen tussen fluit en hobo deden aan Faure denken), met af en toe wat kwartenakkoorden in de introducties of overgangen. Ontwapenend was het gemorrel met leesbrillen (van de plaatselijke Hans Andes?) en de chaos op de lessenaar van Adrover (die mompelend op zoek was naar de bladmuziek, wat bij de Spaanssprekende rij achter mij tot hilariteit leidde).

En dan was er natuurlijk het hele arsenaal aan typische tango-effecten (het concert is op beeld vastgelegd, dus misschien komt het nog online): lange portamenti over de gehele snaar (ook de gitaar gebruikt deze techniek veelvuldig), het charmante en smaakvolle percussieve vioolgekras achter de kam, de chromatische aanloopjes in de piano linkerhand, contrabassen die col legno combineren met het slaan op de klankkast, opeenvolgende marcato afstreken in de tutti strijkers, de snelle arpeggios en het balgvibrato van de bandoneon. Als nadeel van zo'n tango-avond noem ik het gebrek aan maatsoortwisseling; ik heb alleen een 3/4 intro gehoord, de rest was 4/4 met zijn karakteristieke ritmes en accenten. En omdat het toch ook Sinterklaas was:

Nacht van Sint
En gezwind;
Als ik maar een zitplaats vind.
Het kwintet
Had zonet
Een allegro ingezet.
Het orkest
Streek z'n best.
Fluit, hobo deden de rest.

Rij aan rij
Zaten wij
Voetendansend aan het IJ.
NPS,
Radio 6,
Flarden Buenos Aires.
Vrouw en man
In de ban
Van de tan-
go!

Donderdag 27 november 2008: het Metropole Orkest repeteert voor het Edison Awards gala

In het Muziekcentrum voor de Omroep, Hilversum, lijkt het of in Second Life ineens platenhoezen tot leven komen. Het MO repeteert voor het Jazz/World Edison Award gala en binnen een uur lopen Gé Reinders (ook zuiderling), Benjamin Herman, Piet Noordijk, Peter Erskine, Al Jarreau ("Ik heb een hele mooie daktuin") en Peter Erskine (zie ook het concert van 24 januari 2008) voorbij. Het orkest staat onder leiding van Vince Mendoza en Vrienden van het Metropole Orkest mogen getuige zijn van dit evenement.

Het programma vraagt wisselende bezettingen en stijlen. Constante factor is de ritmesectie met Peter Tiehuis (g), Hans Vroomans (p), Aram Kersbergen (b) en Peter Erskine (d). Bij binnenkomst voor de lunch hoor ik Benjamin Herman in een Coltrane stijl jazz waltz, gelardeerd met fragmenten spannende filmmuziek. Met Piet Noordijk op altsax wordt het ouderwets be-bop swingen, terwijl daarna de big band een up-tempo versie van Cottontail (Ellington) neerzet, waarbij Vince vraagt om vooral vroeg op tel te gaan zitten om de drive te versterken.

Na de lunch bespreekt Vince eerst uitvoeringsdetails. Dan volgt een doorloop van de set met Al Jarreau. Als eerste de medium swing I'm beginning to see the light, dan een relaxte 3/4 met 16de rock feel (basgitaar en markante houtlijnen met harmon mute trompet) en een geleidelijk naar een climax toewerkende ballad (harp intro, Fender piano). Hij vervolgt met een snelle bossa uitvoering van Agua de beber (let op de syncopische Erskine rim clicks). Met een knipoog vraagt Al Jarreau om een "keep noodling" piano achtergrond bij zijn speech, waarna hij de funk doet overslaan (met vrijwillige Vrienden bijdrage, let ook op de unisono arco bas- en cellolijen in het middendeel). Tijdens de volgende hit moest ik al weg (sorry Leo, je pakte net uit op de tenorsax), omdat het weer hommeles was op het Nederlandse spoor. NS en ProRail zijn duidelijk nog niet In this love together. Jammer.

Zaterdag 27 september 2008: het Metropole Orkest op het B-OOST festival

De 4de editie van B-OOST in het Muziekgebouw aan 't IJ met het MO had twee features in petto. Voor de pauze stonden instrumentale herbewerkingen van hip-hop producer J Dilla centraal. De arrangeur was gast-altviolist Miguel Atwood Ferguson. Na de pauze trad de Finse componist en multi-instrumentalist Jimi Tenor op de voorgrond. Zijn stukken waren gearrangeerd door Jules Buckley.

De hip-hop sessie lijdt (de gustibus non ...) onvermijdelijk onder de gelijksoortige tempi (moderate en medium 8ste of 16de funk-rock) en de eindeloos terugkerende harmonische riffs/sequensen, die deze muziek eigen zijn. Variatie in orkestratie en instrumentale figuren zijn dan een voor de hand liggende oplossing. De harp speelt veelvuldig glissandi. Strijkers-effecten zijn: tremoli (contrabas in [4]), trillers [6] en pizzicati; en het contrapunt middendeel in [4]. Houtblazer tremoli [5], kopersectie doits (opwaartse glissandi) in [5]. In [3] een prominente guiro, die de groove neerzet (naast Arno van Nieuwenhuize op drums), in [6] de mute triangle syncopes en een subtiel gespeelde grote trom in [7], die de zachte basgitaar ondersteunde en daardoor melodisch klonk. Een aantal stukken bevatte een stop-time chorus (ritmesectie tacet, meestal in het coda) en dan speelden instrumentale groepen gewoon de groove verder, waarbij de harmonisatie geleidelijk veranderde; in [7] deed dat zelfs even aan Messiaen denken, waarbij in de laatste maten fortissimo buisklokken klonken.

Jimi Tenor, in een outfit die leek op iets tussen de jonge Brian Eno en Elton John, speelde en zong (plus 2 female backing vocals) en verzorgde elektronische effecten op analoge synthesizer en een onbepaald 'ding', laten we zeggen, de There-Fin (met die charmante in- en uitschakelklik!). Stukken hadden vaak een driedelige vorm, ritmisch klonken moderate-medium soul en funk [1,2,5], een 12/8 shuffle [3] en een Latin-rock [6]. [4] begon met muzikale contrasten (Bart van Lier glorieus in een trombone-improvisatie), maar veranderde in de 2e helft in stevige soul. Intro van [3] viel op door shakers, glockenspiel, celesta en pizzicato strijkers. In [5] de als een sitar klinkende gitaarsolo, met opvallende conga-ondersteuning (op het randje van weglopen van de drums; Vince stuurde met zijn ogen bij). Het geluid werd steeds harder, waardoor wellicht wat orkestratie-details wegvielen. Beperkte instrumentale solo's in het orkest, weinig tempo-variatie (wat betekent dat voor Vince Mendoza, denk ik dan?), maar wel weer een overtuigende demonstratie van de veelzijdigheid van het MO.

Donderdag 3 juli 2008: Ivan Lins en het Metropole Orkest in het Muziekgebouw aan 't IJ

Ivan Lins transformeerde met zijn Braziliaanse muziek op deze zomeravond de concertzaal in Amsterdam tot een Muziekgebouw aan de Rio de Jan-IJ-ro. Als gasten waren er Trijntje Oosterhuis, Paulo de Carvalho (zang) en Leonardo Amuedo (gitaar). Het MO stond onder leiding van Vince Mendoza. Die avond werd een live-cd opgenomen en het publiek werd daarom aangemoedigd tot extra enthousiasme, een overbodige oproep bij al die feestmuziek. Ivan Lins deed zelf, met zijn gepassioneerde uitstraling, de aankondigingen.

Voor de pauze klonken zeven stukken. Geopend werd met het levendige Ai ai ai, waarin Paul van der Feen een altsax-solo had. Harlequin was opgedragen aan een Braziliaanse staatsman; het had een stevige backbeat, een 12/8 feel bridge en een trombone solo (vanaf rij 4 was de solist niet te identificeren, sorry). Opgedragen aan A.C. Jobim (de Bach van de Bossa) was Anjo de mim, waar in het begin de celli een duidelijke lead hadden en Paul van der Feen opnieuw soleerde. Dan was er nog de double time feel in de transities en het coda. Bij O Fado verscheen zanger Paolo C ten tonele. Na een intro voor strijkers, althobo en soloviool (broer en zus de Ruiter), startte Ivan Lins de groove op Fender-piano. Beide zangers gingen met elkaar in dialoog in de naar een climax opbouwende song. Opnieuw een (op politieke satire gebaseerd) duet in Formigueiro, met zijn percussie, akoestische gitaar en piano intro, later gevolgd door Claus Ogerman zettingen voor houtblazers en strijkers. Akoestische (Peter Tiehuis) en elektrische gitaar (Leonardo Amuedo) soleerden. In de melancholieke, langzame bossa Comecar de novo (Opnieuw beginnen) zaten twee opvallende effecten: de graduele opbouw naar de climax en het fluisteren door Ivan Lins, ondersteund door pizzicato bassen, flautando hoge strijkers en flugelhorn fills (Ruud Breuls). De set sloot af met het uitbundige E ouro em po, met zijn shuffle groove, syncopische breaks en quasi-uitroepen in de zang. Peter Tiehuis soleerde op elektrische gitaar. Het lied gaat over Schotten in Noord-Oost Brazilië, die na het werk hun "Scotch" ruim aanspreken en dan dit ritme aanheffen in een multi-cultureel avondgelach. Dit nummer werd later ook de toegift.

De tweede set bevatte eveneens zeven stukken. Naast de vocals van Ivan Lins in de latin-rock She walks this earth was er een tenorsax solo voor Leo Janssen. De langzame bossa Love dance had een subtiel houtblazers, hoorn en glockenspiel intro, met verderop een gedragen koperachtergrond. "People have a right to be happy" betoogde Ivan Lins bij A gente merece se feliz, waarin hij na een pizzicato strijkers intro wederom een Fender groove neerzette, ondersteund door percussie. Deze snelle samba had verder cup mute trompetten, piano solo door Hans Vroomans, trombone solo (voor mij ook nu weer niet zichtbaar in de microfoonjungle). Ik dacht in het coda nog een citaatje Petroushka van Strawinsky in de fluit te horen (kan ook tropische hallucinatie zijn). Trijntje Oosterhuis zong twee recente composities: Let us be always (moderate rock met Tiehuis gitaarsolo) en Art of survival, in 3/4, met Ruud Breuls op trompet en Leonardo Amuedo als gitaarsolist. Het tempo wordt weer levendig in Daquilo que eu sei, vol Lin-[k/s]-e syncopen (het intro wordt waarschijnlijk nog wat opgepoetst in de studio) en een half-time bridge. Leo Janssen en Leonardo Almuedo namen solo's (ook het 4-om-4-tje komt nog wel goed). Tenslotte kreeg Lua soberana een strijkers intro, een rock groove en Marc Scholten als solist op sopraansax. Voor de enthousiaste fans is het dan pleiten voor een toegift en nog even geduld hebben voor de cd.

Vrijdag 30 mei 2008: het Metropole Orkest repeteert het Jobim project

Na een hectische wandeling door Hilversum (straf voor te laat de bus uit) is de langzame Latin Arias da Porta met een relaxte Leo Janssen op tenorsax de best denkbare tranquiliser. Vince Mendoza dankt de big band voor de uitstekende prestatie de avond tevoren in het Bimhuis. Na nog wat afspraken over specifieke inzetten begint het levendige No parangolé do samba, waarin Ruud Breuls op trompet soleert. Vince weet exact welke samba drum groove dit stuk nog sterker maakt; ook de saxarticulatie gaat onder de loep. En voor het speelgemak besluit hij "leave out the 16th note before M; it is just a fleeting moment in our lives," (pure poëzie, toch?). In Gabriela mogen geen "whimpy shakers"; let op de charmante houtklanken (2Fl, 2Kl en TS), die een impressionistisch, lyrisch middendeel introduceren. Dat is alles, wat ik van de ochtendsessie meekrijg. Harpiste Joke Schonewille biedt een demonstratie en lesje aan op de pedaalharp; een unieke kans om dit instrument beter te leren kennen.

Om 13.00 uur begint de doorloop van het totale programma. Wat was er zoal te horen? Een mix van lichte en klassieke muziek rondom het thema Zuid-Amerika en Jobim. Geopend werd met Bagzalia. Virtuose Paul van der Feen op sopraansax in Fantasia van Villa-Lobos met prominente strijkersbegeleiding. Het zeer lichtvoetige en zonder meer dansbare Remexendo (Radames Gnattali), een origineel uit 1943, met Max Boeree die markante basloopjes onderstreept. In Valsa Triste (zelfde componist) opent Bastiaan van der Werf op solo-cello, om vervolgens een melodische hoofdrol over te laten voor Marc Scholten op altsax. In Saudades do Brasil (Jobim) treedt de solo-cello nog sterker op de voorgrond. Martin de Ruiter hanteert de immer melancholische althobo (verderop klinken ook altfluit en contrabasklarinet). Ondanks de handtekening van boss-of-bossa Jobim klinkt het geheel erg klassiek (lyrische orkestratie, harmonische sequensen). Let op het einde met de mysterieuze portamento flageoletten in de hoge strijkers. Dan volgt het die ochtend reeds gehoorde No parangolé do samba, (Hime/Pinheiro) maar nu met effe meer passie. In 2/4 klinkt het speelse, kermisachtige Frevo, waarop het gehele orkest onvermijdelijk begint mee te wiegen. In het gevoelige Arias da Porta keert de rust terug. Het driedelige 7 Aneis (Jobim) is een feature voor pianist Hans Vroomans, die in het A-deel unisono lijnen met de fluiten heeft. Het contrasterende middendeel heeft de lead in trombone en lage strijkers, tegen een marimba en klarinetten groove. In Senorinha (Pinheiro) een 'lullaby', horen we de solo-viool van Arlia de Ruiter met gitaarachtergrond, en later de celli. Tenslotte, Gabriela bevat wisselende stemmingen, een tenorsax-solo voor Leo Janssen, en later Bart van Lier op trombone.

Woensdag 14 mei 2008: het Metropole Orkest repeteert met Wende Snijders

Zondag vertrekt het MO naar Belgrado voor optredens rondom het Eurovisie Songfestival. Vandaag in het MCO een repetitie onder leiding van Arjan Tien, met arrangementen van Sebastiaan Koolhoven voor de soliste, zangeres Wende Snijders. Hier volgen de gespeelde stukken en wat opmerkingen. De 3/4 ballad Als de liefde niet bestond opent met piano, solo-klarinet en pizzicato contrabas, gevolgd door een pizzicato en arco strijkers en harp achtergrond. Om de zang meer ruimte voor rubato te bieden volgt een tweede doorloop. Voor hout (Fl, Ob, Kl), ritme en strijkers is het emotionele 6/8 Madre (C: Bedmar, T: Lorca). Frequent gebruik van tonica pedaal en ostinati patronen. De dirigent verzoekt bij de herhaling iets hoger tempo en aandacht voor dynamiek en articulatie.

In de wals La Quette (J. Brel) veel hout (Pi, Fl, 4 Kl, B-Kl) maar nu ook koperblazers (later met harmon mute). Kadans in piano. Eindigt verstild, met subtiele ritenuto's. In de 4/4 J'arrive een meer speels, maar ook sinister karakter. Percussief (snare drum), met marcato strijkers. Opbouw via crescendo naar tutti. Ritmisch geleidelijke overgang naar rock karakter (Tbns, syncopische drum, basgitaar, bongos's). Wende licht de articulatie toe: "Het gaat om de spanning tussen de dood en verwerking van de dood."

Na de koffiepauze Je suis la, een snelle 6/8 rock met jazz big band karakter (nu voor het eerst saxofoons). Intro en coda met strijkers imitatie. In de wals Avec le temps wederom hout (2 Fl, 2 Kl) en strijkers (Arjan Tien vraagt plaatselijk om sul tasto klankkleur-effect). Later ook trombone-akkoorden achtergrond. Zeer vrije zangtiming vs. regelmatige orkestpuls zet samenspel op scherp. Slot krijgt veel aandacht qua fermates en frasering. Nog verder uitgedund (Hrp, Pno, Str) klinkt de trage wals Le plat pays (J. Brel). Lage cello tegenmelodie en klok-effect in de harp en piano. Zeer intiem en intens stuk. Solo-zang intro voor driedelig Being alive, dan met piano en strijkers. Trombones maken de overgang naar funk-rock middendeel met ritme, percussie (bongo, shaker) en koperaccenten. Subito terugkeer naar rustig slotdeel.

Een parlando recitatief opent Familiale met lage strijkers, harp en piano. Geleidelijk verandert dit oorlogslied qua karakter en wordt licht macaber. Eindigt in accelerando. Met cabaret-karakter en swing feel De wereld beweegt krijgt venijnig karakter met jazz intonatie. Het puntige en humoristische (lach-effecten in het orkest) Mandalay bezit een contrasterend, lyrisch B-deel. De zang (aan de piano) start de ballad Laat me, in het tweede couplet begeleid door arco celli, pizzicato violen en xylofoon. Opbouw naar climax met trompet, hoge strijkers en buisklokken in de percussie. Ook bij Die begin van die aarde (C: Snijders, T: A. Krog) weer een orkestrale opbouw; intro met fluit, piano, hoge violen en triangel. Climax met 16de groove en veel koperaccenten. De overige zangstukken worden morgen gerepeteerd.

Vrijdag 4 april 2008: het Metropole Orkest repeteert met Silje Nergaard

Vrijdagmorgen in het MCO Hilversum. O.l.v. Vince Mendoza repeteren de strijkers, harp en de ritmesectie van het MO (plus Ruud Breuls als solo-blazer) met de Noorse zangeres Silje Nergaard. Dit is een van die gelegenheden, waarbij de MetroFriends welkom zijn (een feestje voor liefhebbers). Hier is de speellijst, met wat opmerkingen over het verloop van de ochtend.

De ballad Paper Boats opent met harp (Joke Schonewille) en solo-zang. Hier voegen zich later de strijkers bij. De ritmegroep komt erbij in de moderate rock Come in from the Garden. Over een strijkersachtergrond speelt Ruud Breuls harmon mute fills. Vince neemt tempo-nuances door; hij wil korte ritardando's in de overgangen. Silje is tevreden met het lagere tempo en maakt complimenten over de uitvoering en het arrangement. In de medium latin (bossa nova) Now and Then speelt Peter Tiehuis een gitaar-intro. Dan volgen ritme (waarin Hans Vroomans op Fender-piano) met strijkers (kwartenliggingen), flugelhorn fills en later ad lib solo. Mij vielen op: de cello tegenmelodie en de relaxte groove. De ballad Dance Me Love krijgt een herstart met het oog op verbeterde synchronisatie van een crescendo. Ritme plus zang pakken de draad op. Er klinkt een cello tegenlijn, dan opgepikt door altviolen. Harmon mute trompet fills, afgewisseld met flugelhorn ad lib solo. Dramatische opbouw met strijkersachtergrond. Silje vraagt om een iets hoger tempo.

In de rustige The Waltz opent Bastiaan van der Werf op solo cello; dit gaat over in strijkwartet. Dan legt de ritmesectie het jazz-waltz tapijtje voor de zang. Geleidelijk klimt de strijkersachtergrond in tessituur (van laag naar hoog dus). De cello keert terug. Vince verzoekt de strijkers halverwege: "Let it fly. It's your moment of drama." De ballad Let Me Be Troubled opent met piano-intro. Herstart na afspraak over uitvoering fermata en dynamiek tussen strijkers en piano. Gedragen stuk, met veel nuances in dynamiek en articulatie. Bij Love (v.2) (van Joni Mitchell, op de CD Travelogue) horen we een strijkers-intro met trompet en percussie belaccenten. Veel contrapuntische lijnen in de strijkerszettingen. Er is veel aandacht voor de inzet van de zang aan het begin van frases.

Na de pauze wordt geopend met de moderate rock I don't want to see you cry, gevolgd door Based on a 1000 True Stories, met weer zo'n warme, genuanceerde begeleidng door strijkers, en Ruud Breuls met trompet fills. Vince wil iets meer aandacht voor intonatie. Dan volgt het eveneens langzame Laura (niet de standard uit de filmmuziek van David Raksin, by the way). Voorafgaand aan Take a Long, Long Walk verzoekt Vince de strijkers: "Keep the throttle up, please. Don't be a whimpy string section in a rock piece." Dat levert een stevige groove in een medium rock tempo op (nogmaals de Fender-piano in het ritme, maar nu met een hoorbare slaggitaar van Peter Tiehuis). Ruud Breuls soleert met plunger effecten. Het harp-intro in Be Still My Heart brengt ons terug in rustiger vaarwater. In dit stuk alleen strijkers voor de ondersteuning. De eerste cello-pizzicati onderstrepen het hartslag-idee, later uitgedrukt met marcato gestreken noten. Tutti strijkers kort onderbroken door strijkkwartet. In Japanese Blue neemt Ruud Breuls een perfecte Miles Davis aanloop, die de strijkers voorsorteert, die op hun beurt zang en ritme lanceren. Strijkerseffecten hier: glissando, tremolo, en imitatie. Bij What I meant to say doet Vince een voorstel over de lengte van de flugelhornsolo. Fragmenten worden doorgespeeld, dan een hele take van deze feature voor Ruud Breuls. Strijkers, harp en toehoorders genieten zichtbaar van deze repetitie, die de sweeter side van het MO op de voorgrond plaatst.

Donderdag 24 januari 2008: de Metropole Orkest Big Band en Peter Erskine in het Bimhuis

Eigenlijk was ik van plan om het in 2008 rustiger aan te doen en ook eens gewoon naar een concert te luisteren. Bovendien had ik een rotdag achter de rug. Maar Metrofriends meldden, dat ze deze web-rapportages op prijs stellen en daarom werk ik nu vanuit beperkte aantekeningen en het geheugen. Als dat maar goed gaat.

Eregast deze avond was de legendarische drummer Peter Erskine, die deze week in Nederland is om met het MO te repeteren voor een "Tribute to Joe Zawinul" in het Concertgebouw. De Metropole Orkest Big Band (the MOBB) had nog een gast: in de trompetsectie speelde Derek Watkins mee.

De avond opende met een inleiding door Vince Mendoza en Peter Erskine. Hun eerste ontmoeting was 25 jaar geleden, op Ohio State University. Blijkbaar hadden ze daar een uiteenlopende herinnering aan. Terwijl Mendoza berichtte, dat hij als student stamelend voor de beroemde gastdocent stond met een toon van "zou ik u misschien, eh.., mogen verzoeken om, eh..., wellicht een korte blik op deze partituur te werpen, eh..., als het niet teveel gevraagd is," wist Erskine nog dat de ander hem een stuk overhandigde met een academische titel in de sfeer van "Scherzo for hi-hat and orchestra" en de mededeling "This is a score, that, I'm sure, you will want to have a look at."

Uiteraard spraken ze over Weather Report, waarin Erskine met Zawinul samenwerkte. Stukken van die band kregen een signature beat en zo leerden we dat regular beats door Zawinul verboden werden. Zoals Erskine dat formuleerde: "Joe told me: if you ever play a regular 16-th note tom-tom fill" (en hij demonstreert een di-gi-di-gi, da-ga-da-ga, doe-goe-doe-goe tom-patroon) - "I will kill you!" Wat het wel werden, dat waren "upside down constructs, moving the backbeat around" (wat hij opnieuw achter de drums demonstreerde). Joe Zawinul had affiniteit met de boogie-woogie als basistempo, maar dan wel voorzien van een dance feeling. Ze spraken over improvisatie als basis voor Zawinul's composities. Mendoza vertelt hoe thuisopnames uitgeschreven werden en aan hem overhandigd als basis voor een orkestbewerking. Zijn uitdaging was om in die honderden maten naar een passage te zoeken die als uitgangspunt kon dienen, in zijn woorden "waiting to jump on the train". Echter, daarbij ondervond hij hardnekkige weerstand van Zawinul die elke maat, ook de valse noten, essentieel vond in zijn werk, ondanks het protest van Vince over "hard to sell phrases."

Een volgend gespreksthema was big band slagwerk. Op Mendoza's vraag wat je nodig hebt voor een goede big band drummer, was Erskine's antwoord: "Mel Lewis." Dit antwoord kreeg nuances, toen hij uiteenzette hoe hij in de orkesten van Stan Kenton en Maynard Ferguson leerde om de juiste afwisseling van "power and restraint" te hanteren, "to play in the holes, as a sort of counterpoint" en "to prepare, to anticipate the material in the horns." Op de vraag van Vince aan Erskine over diens jeugdige inspiratiebronnen: "What turned the lights on for you?", kwam het voor mij zeer verheugende antwoord "Cuban Fire by the Kenton Band, a masterpiece by composer and arranger Johnny Richards" (omdat dat ook een van mijn eerste big band LP's is, met die betoverende hoes: getekende bongospelende handen tegen een roodgloeiende achtergrond. Fantastische stukken met uitgebreid percussie en koper, waarbij ook zacht koper en daarom verplicht materiaal voor lichte muziek arrangeurs voor blaasorkest, wat mij betreft). Als tweede inspiratiebron noemde bij Coltrane's A Love Supreme, waarna het gesprek op Ringo Starr kwam, om te eindigen met Erskine's lovende woorden voor drummer Martijn Vink, die er die avond helaas niet bij was.

Nu volgt de lijst van gespeelde stukken: voor de pauze klonken Waterwork, Twang, Introduction and Riffs #2, Ojos en Nightflight, de tweede set bestond uit Hero with thousand faces, All Blues, To be or not to be, Bachianas part 4, Scotland - Africa en Impressions. Peter Erskine schreef To be or not to be voor het theater (een Hamlet productie, waarin "Shakespeare Swings Sensationally Slow"), met een special voor de saxofoonsectie. Ook Scotland - Africa was voor het theater, een 12/8 mix van 'folks in kilt, somehow gotten off track, ending up in Cuba', met de obligate kwintenbourdon tussen tuba en trombone. Veel solos waren er voor gitarist Peter Tiehuis, die, ik neem aan vanwege ruimtegebrek rondom de drums (veel cymbals), nu 'stuurboord voor op de bak' stond en daar frequent schakelend tussen de pedalen weer eens zijn veelzijdigheid en virtuositeit demonstreerde. Opvallend was ook (omdat we hem niet zo vaak in die rol horen) een tenorsax-solo van Jos Beeren. Bart van Lier vertelde twee prachtige verhaaltjes op de solo-trombone, naast het vertrouwde arsenaal aan improvisatie-meesters: Marc Scholten, Paul van der Feen, Leo Janssen (saxen) en Ruud Breuls (trompet). Verder zijn mij de Fender Rhodes piano van Jasper Soffers in Bachianas part 4 bijgebleven en de opmerking van Peter Erskine bij een prominente tuba-partij door Martin van den Berg: "He currently holds the Burt Bacharach chair in the band."

'Drum' was de rode draad deze avond. Het publiek bestond voor de helft uit slagwerkers, zo te zien aan de geboeide gezichten, gespitste oortjes en de schijnbewegingen. De andere helft gebruikte het produkt; mijn hemel, wat hing er weer een lucht in de foyer (nog een half jaar lijden, dan is het gedaan).