Homepage > Documents > Musician Interview

Metropole Orkest musician interview with percussion instrument player and composer Eddy Koopman

De percussiesectie van het Metropole Orkest: samenstelling en werkwijze

Inleiding

Bij concerten van het Metropole Orkest (MO) zijn ze ergens achter op het podium zichtbaar. Ze vallen daar meestal op, wanneer ze driftig met bladmuziek tussen de instrumenten heen en weer rennen. Bij opnames hoor je ze soms op de voorgrond, maar veel vaker op de achtergrond: de percussiesectie.

Eddy Koopman, Eerste Multi-Percussionist bij het MO, vertelt in een interview enthousiast over de historie van deze sectie, de functie en werkwijze in het orkest en over de onderlinge rolverdeling. Eddy, toen zelf nog student aan het Hilversumse conservatorium, maakte kennis met het MO in een workshop in 1983. Zijn leraar drukte hem op het hart: "als je bij het Metropole Orkest wilt spelen, moet het de eerste keer perfect zijn!" Een week later ging de telefoon en werd hij uitgenodigd om als 2e percussionist te participeren in een productie.

In die jaren was er bij het MO slechts één percussionist in vaste dienst, een erfenis uit het Dolf van der Linden tijdperk. Er werd voornamelijk klassiek slagwerk gebruikt, zoals de pauken, de vibrafoon en het glockenspiel. Volgens Eddy Koopman werd de keuze voor de percussie-instrumenten toen ook afgestemd op de prominente rol, die de strijkers in de lichte muziek innamen. Onder leiding van Rogier van Otterloo was regelmatig sprake van projecten met uitgebreide percussie, waardoor Eddy de kans kreeg om aan meerdere workshops en producties mee te doen.

Eddy Koopman wist al sinds zijn 10e levensjaar wat hij wilde worden en volgde die roeping via een harmonieorkest en een amateur symfonieorkest (klassiek slagwerk), en tienerjaren in een popband, maar dan wel met daarnaast les op pauken en Hammmondorgel. Daarna volgde een voorbereidend conservatoriumjaar, waarin zijn leraar Wim Koopman hem "alle ins en outs van de melodische percussie leerde." In 1986 behaalde hij het conservatoriumdiploma uitvoerend musicus.

In 1988 wordt de positie van Eerste Multi-Percussionist vacant en Eddy Koopman krijgt zijn droombaan in het orkest. Wanneer in de jaren 1990, onder leiding van Dick Bakker, alsmaar meer popmuziek- en fusion-projecten op de lessenaar komen, wordt het tijd voor een tweede percussionist. Ook geavanceerde jazzpartituren vragen om een sidekick, vaak op tambourijn en latin percussie, zoals congas. Min of meer vaste invaller in die jaren is Herman Rieken op de klassieke slagwerkinstrumenten, terwijl Eddy weer les neemt om zich verder te bekwamen op piano, vibrafoon en latin percussie. Wanneer Herman in 1999 naar het Concertgebouworkest vertrekt, delen twee opvolgers de inmiddels vaste tweede percussionistenbaan: Mike Schäperclaus en Murk Jiskoot.

De musici beheersen ook een beperkt aantal exotische slagwerkinstrumenten voor de wereldmuziek. Eddy: "De [Indiase] tablas, daar beginnen we niet aan. Dat is een school op zich, daarvoor huren we dan een specialist." Vrijwel alle instrumenten zijn akoestisch; de elektronische drumpads waren een tijdje en vogue, maar zijn uit de orkestpraktijk vrijwel geheel verdwenen (uitzondering: de handclap!). Eddy kan, dankzij de jeugdige klavierlessen, ook de celesta voor zijn rekening nemen.

De rol en werkwijze van de percussiesectie binnen het orkest

In principe is de percussie vast opgesteld. Het instrumentarium staat achter de overige leden van het MO, met voor de luisteraar van links naar rechts: voor de eerste percussionist de marimba, latin percussie en klein slagwerk, voor de tweede percussionist melodisch slagwerk (glockenspiel, xylofoon en vibrafoon) en pauken. Centraal op de achterrand van het podium, achter de spelers, staan de buisklokken (schijnen er ook wel eens af te kukelen; "For whom the bell falls," zou Ernest parafraseren), tam-tam en grote trom. Dat beperkt het heen en weer geloop met grote vellen bladmuziek en het risico op struikelen. Eddy Koopman herinnert zich een incident in de Ahoy hallen, waarbij het in het orkest tot ieders grote verwarring plotseling donker en stil werd. Toen hij na een roffel op de grote trom terugliep naar de marimba, ontdekte hij de losse stekker van de main power supply, waar hij klaarblijkelijk even tevoren over gestruikeld was. (Er zijn erger incidenten bekend, met fysiek letsel voor de musici).

Om de subtiele klanken van de percussie in balans met de rest van het orkest te krijgen, is het gebruik van microfoons en versterking onvermijdelijk. Daarbij moest vroeger regelmatig "gezwengeld" worden, omdat er onvoldoende audiokanalen waren. Dat is tegenwoordig geen beperking meer en ook beschikt de sectie sinds 2002 over een systeem met draadloze headsets, waarmee door henzelf uit 8 tot 10 kanalen een monitormix uit het orkest kan worden samengesteld. Bij filmmuziek wordt over de koptelefoons de click track (een reeks van vooraf geprogrammeerde en opgenomen geluidpulsen, die dienen om de musici synchroon met de filmbeelden te laten spelen) aangeboden. In bijzondere projecten wordt de percussie ook wel eens vóór het orkest geplaatst. Daar staat tegenover, dat er vaak met gehoorbeschermers gespeeld wordt (waarbij het geluidniveau wel 90 dB kan bereiken; de 'doppen' geven dan ca. 20 dB isolatie).

In de bladmuziek voor de percussionisten is vrijwel alles uitgeschreven. Latin en popmuziek vormen een uitzondering: bij die muziek wordt van de percussionisten een arsenaal aan specifieke ritmische patronen verwacht. De keuze voor de stokken en mallets (hout, metaal, vilten koppen, etc) is vrij. Helaas zijn de slagwerkers soms gedwongen de geschreven partij te negeren, wanneer de componist of arrangeur iets onspeelbaars verzonnen heeft; bekende, maar terugkerende voorbeelden zijn het schrijven buiten het bereik van de vibrafoon, of zodanig voor pauken dat omstemmen tijdens de uitvoering niet haalbaar is. Een ander probleem is het veelvuldig gebruik van computers bij de compositie van muziek. Inspelen van de muziek gebeurt dan wel vaak in step mode, maar achteloos worden later het uiteindelijke tempo opgevoerd. De creatieve geest vergeet dan dat al die 16de noten op de triangel en die waanzinnige 4-stemmige changes op de marimba ook nog een keer door een mens gespeeld moeten kunnen worden.

De interactie met de dirigent is ook belangrijk. Het beste is om daar het vertrouwen van te winnen, zodat deze je voldoende vrijheid in je spel geeft. Bij chef-dirigent van het MO Vince Mendoza is dat het geval; vaak bewaart hij zijn feedback tot de pauze, waarbij hij zijn goedkeuring nogmaals bevestigt, of afspraken maakt over een bepaalde groove. De percussionist volgt de slag van de dirigent voornamelijk bij overgangen in de muziek; qua tempokeuze en vastheid moet hij op zijn eigen inwendige klok vertrouwen. En daarnaast is de drummer van de ritmesectie de uiteindelijk hoorbare tempo-aangever, die door de rest gevolgd dient te worden; de percussionist is dan ook ondergeschikt aan de drummer.

Tips voor de beginnende percussionist in een orkest

Hier volgen de Wetten van Koopman, Jiskoot en Schäperclaus (de drie wijzen van de percussiesectie) op een rijtje:

  1. als je speelt, speel dan (uitspraak, ergens tussen Confuciaanse wijsheid en Cruijffianisme; multi-interpretabel, maar absoluut waar);
  2. zorg dat je kunt lezen (bedoeld is hier niet de CITO toets voor groep 8) en wees handig op vele instrumenten;
  3. zorg voor tempovastheid en een reproduceerbare tempokeuze;
  4. zit de drummer nooit in de weg. Houd je oren open. De percussionist is ondergeschikt (behalve wanneer de muziek daar expliciet om vraagt);
  5. doe niet teveel; speel in dienst van de muziek. Vaak is er toch ook geen tijd om dingen uit te diepen.
  6. verdeel je krachten, zodat je je tot het einde van het concert kunt blijven concentreren. Er zijn fysieke grenzen die je in de gaten moet houden (voorbeeld: een subtiele glockenspielfrase, na een drie minuten steady up-tempo beat met de zware shekere);
  7. zorg dat je het vertrouwen van de dirigent wint (en dat is vaak elke week weer een andere), zodat die je vrijlaat in je spel.

Fermata

De conclusie van dit betoog is, dat we in die achterste rij van het Metropole Orkest muzikale duizendpoten aantreffen, die aan sfeer en kleuring van de totale orkestklank een essentiële bijdrage leveren. Daarbij komen heel wat specifieke uitvoeringsaspecten om de hoek kijken. In essentie blijken de percussionisten zeer gedreven, enthousiaste musici te zijn, die daar helemaal in hun element zijn, zelfs na jarenlange orkestpraktijk. Dat u het weet, wanneer u ze bij een volgende gelegenheid weer eens ziet rennen.