Homepage > Compositions > Music Datasheet

"Ningao Valley"

ALGEMENE INFORMATIE
TitelNingao Valley
ComponistF.G.J. Absil
Instrum. Harmonieorkest (symfonisch blaasorkest)
Datum23 December 2000
Duur5'30
StijlLatin - Nañigo
ToonsoortG (modaal)
Maatsoort12/8
Aantal maten160
Tempo112 BPM
Graad5

BEZETTING / ORKESTSTEMMEN

A musical score excerpt
  • Piccolo, Fluit 1-2, Hobo 1-2, Fagot 1-2, Eb Klarinet, Bb Klarinet 1-2-3, Basklarinet;
  • Altsaxofoon 1-2, Tenorsaxofoon 1-2, Baritonsaxofoon;
  • Hoorn in F 1-2-3-4, Trompet 1-2-3-4, Trombone 1-2-3-4, Bariton 1-2, Tuba;
  • Gitaar, Keyboard, Contrabas (Akoestische Bas) of Basgitaar, Drums;
  • Pauken, Slagwerk (2-3 spelers: bongo, conga, shaker, vibraslap, guiro, cowbell, bar chimes), Mallets (xylofoon, marimba, glockenspiel).

BESCHRIJVING EN TIPS VOOR DE UITVOERING

Ningao Valley is een Afro-Cubaanse nañigo (gaat er nu een koebel rinkelen?). De nañigo heeft de karakteristieke onderverdeling van de maatsoort 12/8 = 6/8 + 3/4. De vorm van dit stuk is driedelig A1-B-A2 met een intro en coda. De inleiding creëert een mysterieuze, Spaanse sfeer (zie vanaf m. 1).

Deel A1 (m. 1-74) presenteert het hoofdthema (in de G mixolydische modus) driemaal, na twee maal onderbroken door een contrasterende middenzin. Het totale thema is dus van de vorm a-a-b-a. Het lyrische hoofdthema (voor altsaxofoon en solo trompet) wordt ondersteund door laag koper en hoge houtblazer accenten (vanaf m. 21). De middenzin b is gebaseerd op een onregelmatige maatsoort en afwisselende orkestgroepen (zie de sequens vanaf m. 54).

Deel B (m. 75-116) biedt eerst solistische mogelijkheden voor de percussiegroep (marimba en een ad lib solo voor timbales) in combinatie met een in intensiteit toenemende orkestrale achtergrond). Dan volgt vanaf m. 99, een opbouw naar een dynamische climax. Ook nu zijn er weer onregelmatige maatsoorten (zie m. 111). Deel A2 (m. 117-160) presenteert het thema nog tweemaal, nu in de omkering in G phrygisch. De laatste keer (m. 129) klinkt ook een neventhema, dat de basis vormt voor het coda.

De basismaatsoort is de 12/8. Essentieel voor de ritmiek is de onderverdeling van de twaalf achtsten in groepen van drie of twee achtsten: 12=2x3+3x2. Bovendien wordt de maatsoort zelf ook regelmatig gewisseld (al blijft de onderverdeling in tweeën en drieën een vast element, dat in de frasering is aangegeven).

Harmonisch wordt het stuk gekenmerkt door de afwisseling van tertsen- en kwarten-akkoorden (deze laatste om de modaliteit te karakteriseren). Dit element is reeds in het intro terug te vinden waar de fluiten in tertsen, de klarinetten in kwarten spelen. Er zijn solopartijen voor de trompet (het hoofdthema) en de percussie (ad lib solo). Voor de essentiële slagwerkpartijen volstaan twee spelers. De breaks (1 à 2 maten) aan het eind van iedere zin worden door de percussiegroep (met drums) opgevuld. Belangrijk is hier een goede coördinatie binnen de ritmegroep (men mag van de uitgeschreven breaks afwijken).