Homepage > Documents > Musician Interview

Metropole Orkest musician interview with university professor Walter van de Leur (University of Amsterdam, Jazz and Improvisational Music chair)

"Jazz goes to the university"

Interview met Prof.dr. Walter van de Leur, hoogleraar Jazz en Improvisatiemuziek aan de Universiteit van Amsterdam (UvA)

De leerstoel

De leerstoel Jazz en Improvisatiemuziek is een initiatief van het Conservatorium van Amsterdam (CvA) en de UvA. Walter van de Leur: "Beide partijen vinden de combinatie van muziek beoefenen en het denken over muziek belangrijk. Jarenlang heerste het beeld, dat musici gewoon een vak uitoefenden en goed moesten zijn op hun instrument. We zien echter steeds meer, dat de beste musici op het gebied van de jazz en de geïmproviseerde muziek ook de beste denkers zijn; ze doen de beste onderzoeksprojecten. Mijn leerstoel repareert ook een soort achterstand; het is een typisch Nederlandse situatie met een conservatorium, een hogeschool met beroepsopleidingen, aan de ene kant en een universiteit met wetenschappelijke curricula aan de andere kant. Een kunstmatige scheiding tussen theorie en praktijk, tussen denken en doen."

Deze deeltijd leerstoel omvat geen managementtaken; de kern is onderwijs en onderzoek. Walter vertelt over zijn onderwijstaak; "Ik geef een cursus Inleidng in de Jazzgeschiedenis in de bachelor fase. Deze cursus is breed toegankelijk; ik heb hem nu twee keer gedraaid, voor zo'n vijftig tot zestig studenten uit meerdere vakgroepen dan alleen muziekwetenschap, bijvoorbeeld uit medicijnen en rechten. De studenten hoeven geen noten te kunnen lezen, want het is geen muziektheoretisch vak. In veertien keer drie uur belicht ik de geschiedenis van de jazz. Dat is qua tijd krap bemeten voor een nu meer dan honderd jaar oud muziekgenre. Ik heb geen voorkeuren en kies geen positie, al moet ik toegeven dat, als we in het college Kenny G. beluisteren als exponent van de smooth jazz, ik moeite heb mijn mening voor me te houden. Belangrijke musici als Miles Davis en John Coltrane krijgen elk één college en daar illustreer ik dan meteen de cool jazz, de modale, de free jazz en de jazzrock mee. Het vak gaat voornamelijk over de Verenigde Staten, da's onvermijdelijk, maar ik heb toch ook stevige blokken over Nederland behandeld."

"Ik begin het eerste college met de vraag: wat is jazz? Er zijn diverse criteria om muziek als zodanig te classificeren, en die wisselen ook in de tijd. In de jaren twintig van de vorige eeuw betekende jazz vooral gesyncopeerde dansmuziek. In de jaren dertig werd het steeds meer gezien als zwarte muziek, met een improvisatiecomponent. Daardoor werd iemand als Paul Whiteman, die met zijn orkest eerder was gekroond tot de 'King of Jazz', verdacht en steeds meer gemarginaliseerd in de geschiedschrijving. De nieuwe 'King' werd Louis Armstrong. Trouwens, in dit college komt bij jazz na de Tweede Wereldoorlog ook het Metropole Orkest voorbij."

Uiteraard wordt het vak ook getoetst. Walter van de Leur licht toe: "Het vak is een onderdeel van een academische opleiding. Belangrijk is feitenkennis, die deels getoetst wordt aan luistervoorbeelden, die ook via de elektronische leeromgeving Blackboard beschikbaar zijn. Tijdens de cursus maken de studenten vier verslagen over bezoeken aan jazzconcerten naar eigen keuze en dat levert veel nakijkwerk. Daarnaast zijn er een tussentoets en een afsluitend tentamen. Studenten moeten historische kennis hebben en muzikale kenmerken van verschillende stromingen kunnen benoemen. Of weten welke muzikale en maatschappelijke factoren er veranderden, bijvoorbeeld bij de overgang van swing naar bebop. Aan de hand van vijf audiofragmenten moeten ze kunnen zeggen, wie de uitvoerende is, wat de titel van het stuk is, in welk jaar het opgenomen is en welk genre het behoort. En daarbij helpt intro's uit je hoofd leren echt niet, want ik neem regelmatig een chorus uit het midden van een stuk. Instrumenten herkennen vinden ze moeilijk. Studenten vragen me vaak, waaraan je bijvoorbeeld het verschil tussen een altsax en een tenorsaxofoon kunt horen. Ik kan ze alleen maar aanraden om veel en bewust te luisteren. Dat moet je ontwikkelen."

Muziekonderwijs en -wetenschap

Walter van de Leur weidt uit over zijn visie op muziekonderwijs en -wetenschap: "Er is de afgelopen vijftien jaar veel veranderd in het muziekonderwijs. Zoals ik al zei, onderschrijft het Conservatorium het belang van een onderzoekende houding bij haar studenten, omdat dat bijdraagt aan de vorming van uitvoerende musici. De hedendaagse muziekpraktijk vraagt erom. En dat geldt ook in de klassieke muziek, zoals een dirigent mij onlangs vertelde. Vroeger duurde het instuderen van eigentijdse orkestmuziek langer dan tegenwoordig. Als Boulez een stuk kwam dirigeren, dat moest dat stukje bij beetje, met veel toelichting, gerepeteerd worden. Daar ging heel veel tijd in zitten. En dat is echt veranderd. Ook bij het Metropole Orkest zitten musici met een uitermate brede oriëntatie. Uitvoerend musicus zijn betekent vandaag veel meer dan alleen kilometers maken op je instrument. Je moet weten waar je mee bezig bent, hoe je activiteiten zich verhouden tot de wereld om je heen. De scheiding tussen de beroepspraktijk en de theorie is in Nederland aanzienlijk afgenomen."

"Aan jazzstudenten doceer ik een cursus Geschiedenis van de 20-ste eeuwse klassieke muziek. Ondanks, of misschien juist door het overweldigende aanbod aan muziek is het nuttig om jonge mensen te confronteren met belangrijke componisten uit de recente concertmuziek, zoals Strawinsky, Cage of Varèse. Ze hebben sinds hun tienertijd wel veel jazz en pop beluisterd, dus mijn vak voegt toch iets toe. Trouwens, ook het onderwijs aan de muziekscholen is veranderd. De grenzen tussen de genres zijn daar eveneens vervaagd. Ik merk het aan mijn dochters, die pianoles hebben. De ene week ligt Bach op de lessenaar en de volgende week een Beatles-liedje. Muziekdocenten bieden tegenwoordig alles aan en maken daar geen probleem van. Daarmee voeden ze ook een toekomstig publiek op."

In zijn inaugurele rede hield professor van de Leur een pleidooi voor de professionalisering van de muziekjournalistiek: "Sommige journalisten volharden in een geromantiseerd beeld van jazzmusici, met een soort van jongensboekverhalen. Ze hebben ook een bepaalde opvatting over hoe jazz zich dient te gedragen. Als ze dan iets horen dat daar niet aan voldoet maar dat ook als jazz gezien wordt, verzetten ze zich ertegen. Musici met een afgeronde conservatoriumstudie worden soms gezien als klonen. Dat zijn ze niet. Mensen die daar afstuderen zijn doorgaans artistiek veelzijdig en zeer bedreven op hun instrument. En de studie is tegenwoordig ook zo interessant door de vele nationaliteiten: zo hoor je bijvoorbeeld het resultaat van de ontmoeting tussen een Friese drummer, een Midden-Europese saxofonist en een trompettist uit de Verenigde Staten, terwijl de pianist dan weer uit Griekenland komt."

"Soms zijn journalisten ook gewoon slecht geïnformeerd. Weten ze niet dat die fantastische musicus, over wie ze net een positieve recensie schrijven, ook een conservatoriumdiploma heeft. Ze schrijven wel eens dingen op, waar mijn studenten in een scriptie niet mee weg zouden komen. Ontbreekt de onderbouwing bij een oordeel, bijvoorbeeld. Of stralen ze een soort van 'vroeger was alles beter' gevoel uit."

Een ander onderdeel van de leerstoel is de onderzoekstaak. Walter van de Leur ziet uiteenlopende mogelijkheden en onderwerpen: "Enerzijds is daar een studie naar de geschiedenis van de Nederlandse jazz. Met daaromheen allerlei interessante aspecten, zoals de subsidiepolitiek of de opleidingen. Het conservatorium heeft de plaats ingenomen van het informele soort onderwijs dat Charlie Parker en Dizzy Gillespie volgden in de jazzorkesten van respectievelijk Jay McShann en Cab Calloway. Daar leerden ze het metier, en daarna sloegen ze hun vleugels uit. Onze huidige opleidingen vormen bepaald geen reeks van jazz-klonen, wat je dus wel eens in de kranten leest. Bij eindexamens hoor je zo'n breed scala aan muziek."

"Een ander mogelijk onderzoeksthema is de culturele identiteit van Europese jazz van de afgelopen twintig tot dertig jaar. Zeg maar, sinds de dominantie van de Verenigde Staten afgenomen is en hier het stokje is overgenomen. Terwijl je daar juist een beetje een retro-effect merkt, denk aan het werk van Wynton Marsalis, met een enorme oriëntatie op het verleden, bespeur je in Europa een menging van diverse soorten van locale muziek. Voorbeelden zijn stromingen in Scandinavië of Frankrijk. Jonge musici hebben geen behoefte meer aan schotten, ook niet tussen de muziekgenres. Dat kun je bijvoorbeeld merken aan het ICP orkest, dat tijdens de Boy Edgar prijsuitreiking aan bassist Ernst Glerum samenspeelde met Ruben Hein, die net van het CvA afkomt."

Het Metropole Orkest

In een artikel voor de MetroFriends mag het onderwerp Metropole Orkest natuurlijk niet ontbreken. Walter van de Leur hierover; "Een bijzonder orkest, alleen al door de bezetting, die gebaseerd lijkt op het orkest van Paul Whiteman. Uniek natuurlijk, deze full-time organisatie, met een herkenbare klank. En het verdient een goede historische studie; minimaal voor een prachtig afstudeerproject. Zodra je interviews met de arrangeurs gaat doen, in de vorm een oral history, en een analyse van de partituren, dan zit je al op het niveau van een promotie-onderzoek. Ik ben overigens niet alleen maar geïnteresseerd in de noten. De ontwikkeling van zo'n orkest zou je moeten koppelen aan grotere bewegingen in Nederland, zoals de omroepgeschiedenis, het ontstaan van zenderprofielen en omroepverenigingen. En de soms bedreigde positie van het orkest."

Conclusie

En dan moet professor van de Leur echt weg naar zijn volgende afspraak. Walter, tot slot: "Het is een drukke baan, met intensief onderwijs, scripties begeleiden en allerlei onderzoeksinitiatieven. Ik heb mijn uitgever al gebeld om te zeggen dat mijn volgende boek over de geschiedenis van de orkestrale jazz nog even op zich laat wachten. Eerst maar eens een boek over de Nederlandse situatie schrijven."

Literatuur

[1] Walter van der Leur, Something to Live For: The Music of Billy Strayhorn, Oxford University Press,2002.

[2] Ken Rattenbury, Duke Ellington: Jazz Composer, Yale University Press, 1990.

[3] Gunther Schuller, The Swing Era: The Development of Jazz 1930-1945, Oxford University Press, 1989.